Tennis en Smith Westerns: retroklanken voor indiehipsters

15-02-2011 14:00

Het Amerikaanse blueslabel Fat Possum Records verlegde recentelijk haar focus en ging met enkele jonge indiebands in zee. Als resultaat verschenen er begin dit jaar twee langverwachte platen: het debuutalbum van Tennis en de tweede van Smith Westerns. Tijd om ze eens onder de loep te nemen.

Tennis – Cape Dory
Alaina Moor en Patrick Riley zijn een apart stel. Niet enkel omdat ze samen filosofie studeerden, maar ook omdat ze daar het plan maakten om na hun afstuderen een jaar lang met een zeilboot de zee op te gaan. Het album Cape Dory is min of meer het resultaat van deze periode van verliefdheid, eenzaamheid en eindeloos water.

Maar levert dat nu ook mooie muziek op, zo’n dubbele Laura Dekker, met nog een dosis zoete verliefdheid erdoor ook? Het voordeel is in ieder geval dat de twee in hun jaren op zee weinig nieuwe hypes hebben meegekregen en het daarom allemaal heerlijk retro klinkt. In de aanloop naar de release van het album ontstond er zelfs een kleine buzz rondom de singles en video’s die al uitkwamen, zoals die van de titeltrack. Her en der op het internet werd Tennis geprezen om fijne liedjes, met een flinke dosis jaren-zestig girl pop en duidelijke invloeden van twee bands als Belle & Sebastian en Camera Obscura.

Op het album blijkt het echter een stuk minder spannend. De liedjes zijn afzonderlijk nog steeds sterk, maar zo allemaal achter elkaar wordt het toch wat monotoon en saai. Aan te bevelen voor liefhebbers van de stijl en voor zeilers, maar de rest van de indie-wereld steekt zijn centjes beter in die andere Fat Possum-plaat:

Smith Westerns – Dye It Blonde
De broekies van Smith Westerns hadden al een kleine achterban opgebouwd met hun debuutalbum vol lo-fi gitaarpop, maar voelt u zich niet beschaamd wanneer u ze nog niet kende. Nu de bandleden hun middelbare school hebben afgemaakt en er met Dye It Blonde een heel fijn nieuw album ligt, wordt het echter wel tijd voor een introductie.

De plaat opent met de eerste single, ‘Weekend’, een indiepopliedje dat meteen laat horen dat we ook voor muzikale vernieuwing niet bij Smith Westerns moeten aankloppen. Het catchy deuntje blijft echter wel hangen, en het vrolijke refrein (“Weekends are never fun unless you’re here too”) zet meteen de toon. De band klinkt als een zonnige nieuwe versie van T.Rex, Bowie en vooral ook de britpopbands uit jaren negentig. Het beste blijft echter nog achter de hand, want vooral in de tweede helft van het album blijkt de klasse van Smith Westerns. De jengelende gitaren en melodieuze refreinen van ‘Only One’ en ‘Smile’ plaveien de weg voor het hoogtepunt van het album, ‘Dance Away’, dat op menig radiostation en feestje niet zou misstaan.

Sander Spek is een muzieksnob, maar wel een vriendelijke: zolang u maar draait wat hij u voorschotelt zal hij niet op u neerkijken.