Leven

Merel Vink: ben ik een hoer?

15-06-2012 16:54

De liefde voor Maarten was even heftig als vals. Na onze eerste ontmoeting – we hebben alleen maar even vluchtig gezoend bij de bar, het stelde weinig voor – hield hij de boot af. Dan belde hij naar mijn huis (ik had in die tijd nog geen mobiele telefoon) en liet hij de boodschap achter dat hij had gebeld. Maar nooit belde hij terug als ik aanwezig was. Nooit. Alsof hij feilloos wist wat ik deed. Hoe langer ik hem niet sprak, hoe wanhopiger en verliefder ik werd. De onbereikbare liefde is een liefde met een onvoorstelbare kracht.

Althans, dat dacht ik. Want het feesten ging door. Ondanks deze man in mijn hoofd, dit unieke wezen dat zich eenzaam als een zonderling had aangediend in een dronken nacht en in mijn leven, was mijn lust niet te stillen. Er waren nog steeds andere mannen. Er waren nog steeds de feesten. Ordinaire schuimparty’s op de Schuit, ranzige afterparty’s in dispuutshuizen, het ongegeneerde, blijmoedige promiscue stappen tot ‘s ochtends vroeg. Nooit alleen. Altijd dronken. Volledig afzijdig van het bestaan in de armen van een ander. Vaak heb ik de zon zien opgaan terwijl ik nog stonk naar verschaald bier en verlangde naar seks, hunkerde naar het masochistisch leed van de wanhopige onzekere en de totale vergetelheid van de zelfkant. Ik dacht, en denk: intelligentie is het enige dat me heeft weerhouden van een fulltime alcoholistenbestaan (of junkenbestaan, alleen coke overigens, en af en toe een pilletje).

Loodzware deken
Het duurde vier maanden voordat ik het voor het eerst met Maarten deed. Was het liefde? Ja. Was het lust? Nee. Er miste iets. Ik miste iets. Er was de angst van fouten maken en de vrees voor mezelf verliezen. Ik wilde delen maar kon het niet. Durfde het niet. Terwijl Maarten, Maarten gaf zichzelf helemaal, liet zich gaan en overweldigde me met zijn liefde en aandacht. Het voelde als een loodzware deken waaronder ik verborgen zat en ik kreeg steeds minder lucht.

Zes maanden had ik met Maarten, een man die zijn volledige bestaan hoe dan ook in mijn ziel had weten te wortelen. In die zes maanden was alles anders en toch hetzelfde. Maarten zat in mijn hoofd, maakte me misselijk van verliefdheid, maar duwde me tegelijkertijd naar de rand van de verwarring. Mijn gevoelens waren nieuw. Mijn lust was nog altijd even groot. Toen we exact zes maanden samen waren, en drie keer per week bij elkaar sliepen, pijpte ik een 56-jarige docent op het toilet van de V&D. Niet dat ik op hem geilde; het was een lelijke, onooglijke oude man met de uitstraling van een gemiddelde Franse socialistische president. Ik wilde alleen zeker weten dat wat ik voelde, geen bedrog was. Geen zelfklacht of verdichting van mijn eigen onmogelijkheid.

100 gulden
Die docent heeft me, nadat hij was klaargekomen, 100 gulden betaald. Precies zoals ik hem had gevraagd. Het voelde even bevrijdend als rampzalig. Even smerig als bevredigend. Ik voelde me tegelijkertijd nietig als een insect onder de zool van een schoen en zo groot dat er niets groters boven mij kon bestaan.

Precies zeven mannen in mijn leven hebben mij ooit genomen voor geld. Twee docenten, vier studenten, en een zakenman in een Gronings hotel. Het geld dat ik er mee verdiende heb ik overgemaakt aan een stichting die zich inzet voor dolfijnen (die massaal worden afgeslacht omdat anderen zo graag tonijn willen eten). Ik deed het niet voor het geld, ik deed het om verlost te worden. Voor Maarten. Ook al heeft hij nooit iets geweten.

Hoer
Ben ik een hoer? Zo ja, ben ik schuldig? Aan wat dan? Hoe anders precies is betaalde seks dan gratis seks? Maakt het uit of je je laat nemen door een rijke zakenman in een klinische hotelkamer of om vier uur ‘s nachts in een studentenhuis in de Akerkstraat?

Maar belangrijker: is mijn verdriet over Maartens vreemdgaan dan wel oprecht?

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Studenten.net.