Lijflied voor een verloren wielergeneratie

16-03-2013 16:00

Boogerd, Rasmussen, Armstrong; je zou haast denken dat Low deze verloren wielergeneratie in gedachte had toen zij Plastic Cup schreven. Eenzaam fietsend tegen de wind, figuurlijk uit het zadel gestoten. Inwendig wenend en terugdenkend aan de dagen dat zij op de hoge schilden van het heldendom waren getild, kunnen zij nu op weg naar de horizon met een nieuwe lijflied op de oren. En dan meezingen, Well you could always count on your friends to get you high/ … /…/ You could fly/And now they make you piss into a plastic cup and give it up.

Gevallen helden

Gevallen helden, verguisd door het zelfde meereizende en wegkijkende wielercircus dat hun ooit op die schilden hees. Koningen waren zij. Koningen met in hun gevolg de narren van de sportjournalistiek en sportsponsoring die allemaal ‘van niets wisten’. ALLEMAAL. Bijna zie je Boogerd voor je. Status kwijt, vrienden kwijt, carriere kwijt, zijn “dansen op ijs”-trofee afgestaan aan een wraakvol en talentloos Volendams wicht. Nooit meer onder de ondergaande Franse zon met op de achtergrond uitgestrekte wijngaarden. Nooit meer aan tafel bij een man met een geveinsde kritische houding of in gesprek met adorerende mediamakers met de onwetendheid van de Duitsers in 1945. Voor altijd zit hij, Boogerd, de nationale wielerheld, gebogen over de laatste plastic beker waarin hij zijn laatste frauduleuze wielerplas druppelde. De treurnis, de eenzaamheid en snijdende pijn bij elke herinnering aan zijn moment van slijk; de bekentenis en de golf van geveinsde verbazing en verontwaardiging daarna.

Troost wordt echter door Low geboden, over duizend jaar is iedereen dit vergeten. Of zo Alan Sparhawk het zingt

The cup will probably be here long after we’re gone
What’s wrong
They’ll probably dig it up a thousand years from now
And how
They’ll probably wonder what the hell we used it for
And more
This must be the cup the king held every night
As he cried
.

Terug bij koning zijn de dan, de gevallen en verloren wielergeneratie.

Tergende, trage troost

Maar niet alleen voor hen zal The Invisible Way verlossend werken. Low heeft inmiddels al negen albums gevuld met tergende, trage, louterende troost, gevat in slepende slowcore. En ook dit tiende album vormt dat de basis, zij het met een nieuwe inslag. Sinds The Great Destroyer uit 2005 is Low namelijk met elk album opzoek naar een andere wending in het immer spaarzame geluid. Nimmer meer zo zwaar en donker als op Trust uit 2002, experimenteerden Alan Sparhawk en Mimi Parker achtereenvolgens met pop (The Great Destroyer), elektronica en drumcomputers (Drums And Guns) en een heftiger en intens postrock ethos (C’Mon).

Bekende hoofdbaan

Ook op The Invisible Way wordt, aan de hand van producer Jeff Tweedy (voorman van Wilco), een andere ventweg langs de bekende hoofdbaan getrokken. In tien nummers legt Low dit keer een warme gospeldeken over slowcore. Bovendien krijgt Mimi Parker een opvallend groot aandeel. Vijf van de tien nummers ligt haar stem op de voorgrond, terwijl de basis voor de nummers door haar werk op de piano wordt gevormd. Sparhawk houdt zich op de achtergrond, weent country benders met zijn gitaar ter accentuering van zware woorden nu door Mimi gezongen. Helaas niet de sterkste nummers op de plaat, maar enkel zwak afgezet tegen de hoge standaard die Low ooit voor zich zelf heeft gelegd.

Niet het beste werk

De intensiteit blijft namelijk hetzelfde. Ook al tipt deze plaat niet aan het beste werk dat het trio ooit heeft geleverd (zoals het zwaarmoedige en naargeestige Trust, dat bij elke toon door elke vezel en bloedbaan in het lichaam snijdt) werkt The Invisible Way even goed als medicijn tegen momenten van diepe hopeloosheid. Bevrijdende gospelslowcore, die het hoofd op nul en het hart op rust zet. Welke zonde je ook bent begaan om van God of koning tot gevallen engel of eeuwige banneling te zijn verworden, Low omarmt je en doet je even alles vergeten.