Pop. 1280 is dissonant en tegendraads

08-08-2013 14:00

Je zou haast denken dat Sacred Bones in de contracten laat vast leggen dat alle bands op het label minimaal een album per jaar moeten afleveren, ten hoogstens een elk anderhalf jaar. Vrijwel elke band op het label heeft namelijk een output die daar aan voldoet, één album per jaar. Zo ook Pop. 1280, dat in 2012 nog debuteerde met The Horror, een van de vieste noiserock platen van het jaar, wellicht enkel overtroffen door de saxofoon goorheid van K-Holes.

Bouwend op de erfenis van The Jesus Lizard, Swans, The Birthday Party, Cop Shoot Cop en Sonic Youth wrijft Pop. 1280 daar een dikke driekwartier met gefrustreerde posthardcore tegen de haren in. Pijnlijk, vies, luid, vies, compromisloos, vies, agressief en vies, een lijn die een jaar later eenvoudig wordt doorgezet op Imps Of Perversion. Misschien zelfs nog viezer en gefrustreerder dan het debuut spuugt Pop. 1280 hier als of de duivel met brandende poten op en neer over de ruggenwervel rent.


Fel is het kernwoord, met een ritmesectie die qua klank veel al terug valt op de industrial kant van de New York noiserock en scherp en schel afgestelde gitaren bijt Pop. 1280 hier in je oren, de bas zo vervormd dat je continu het vermoeden hebt dat je boxen zijn opgeblazen. Maar niet alleen fel. Op Imps Of Perversion verbreedt de New Yorkse band het geluid. Meer ruimte voor synthesizers, meer gebruik van vervorming van de stem en meer effecten over de gitaren maken de garagenoiserock van Pop. 1280 gevarieerder dan op het al zeer aansprekende debuut.

Gekkigheid die soms doet denken aan The Butthole Surfers gecombineerd met de al bovengenoemde bands, maar vooral een goede mix is van garagerock, industrial en felle noiserock. Vaak raak, vooral met de heerlijke uitschieters als het bedwelmende Nailhouse, het opruiende Do The Anglerfish en de rustige vunzigheid in Riding Shotgun, spuugt, krult en kotst Pop. 1280 uit je boxen. Met Riding Shotgun vooral ook een uiting hoe de band het geluid weet te verruimen en zoekt naar de variatie.

Hier met haast akoestische noiserock, nog steeds dissonant en tegendraads, maar enorm ingetogen. Een teken van band in de groei, nog volop aan het fine-tune in het eigen geluid. Maar die groei gaat zeker de goede kant in. Om af te sluiten zoals ik anderhalf jaar terug mijn recensies afsloot, hier word je driekwartier bevredigend overspoelt door sonische viezigheid, waarna je – ondanks alle stank, drek en gorigheid – niet wilt douchen. En dat dan nu nog twee keer beter. Bha!