God bewijzen: deel II van een kritische boekbespreking

25-03-2014 12:59

Volgens de theoloog Stefan Paas en de christelijke filosoof Rik Peels, de auteurs van het boek God bewijzen, is geloof natuurlijk, goed en gezond, hoeven gelovigen hun geloof niet te beargumenteren, overtuigen argumenten tegen het bestaan van een god niet, kunnen ongelovigen hun morele overtuigingen niet rechtvaardigen en zijn er goede argumenten voor het bestaan van een god.

Eerder hebben wij in deel 1 van deze serie geschreven over de eerste twee hoofdstukken. In de inleiding stellen Paas en Peels dat de aannemelijkheid van het bestaan van een hogere macht belangrijk is voor de vraag of religie zinvol is. Voor ons staat het bestaan van een hogere macht ook centraal. Bovendien geldt voor specifieke religies net zo goed dat het bestaan van de specifieke hogere macht van die religie belangrijk is.

Buiten het geloof

Wat dat betreft vielen hoofdstukken I en II tegen. Zo lezen wij in hoofdstuk I dat geloof een natuurlijke neiging is die, mits in goede banen geleid, tot een goed, gezond en nuttig leven leidt. Zoals we eerder hebben geschreven, wil dat niet zeggen dat het bestaan van een hogere macht daardoor aannemelijker is, je zou zelfs kunnen redeneren dat religie juist bestaat vanwege dergelijke effecten. Bovendien denken we dat zulke voordelen ook buiten het geloof om te behalen zijn.

Dat brengt ons tot hoofdstuk II, waarin min of meer centraal staat dat het prima is om zonder argumenten te geloven: er is volgens Paas en Peels intellectueel niets mis met een geloof waar je geen bewijs voor hebt. Daar gaan wij grotendeels in mee, waarbij we het woord ‘intellectueel’ zouden vervangen door ‘moreel’, voor zover dat geloof geen negatieve consequenties heeft voor andere mensen, alhoewel sommige mensen het zichzelf onnodig moeilijk maken omwille van hun geloofsopvattingen.

Alles werkelijkheid

Onze opvatting is dat geloof niet leidt tot betrouwbare kennis. Met ‘want ik geloof dat’ kan elke mogelijke uitspraak over de werkelijkheid beargumenteerd worden, ongeacht of deze uitspraak waar, logisch danwel moreel is. Wat ons betreft is geloven dat een stelling waar is equivalent met doen alsof een stelling waar is ongeacht eventueel bewijs voor of tegen de stelling. Wat dat betreft is voor ons het geloof in het bestaan van een hogere macht in principe equivalent aan het geloof in elfjes, in spaghettimonsters, enzovoorts. Volgens Paas en Peels (blz. 89) is geloof in een god toch echt niet vergelijkbaar met geloof in elfjes, omdat geloof in een god consequenties heeft voor je wereldbeeld en je mensbeeld enzovoorts.

Dit geldt ook voor geloof in elfjes, zoals beschreven in Pratchett, Stewart & Cohen’s “The Science of Discworld II: The Globe”, waarin elfjes een grote rol spelen in de ontwikkeling van de mensheid en de ontwikkeling van cultuur. Een ander voorbeeld is Scientology, een serieuze religie met soms extreme consequenties voor de gelovigen, en die religie bestaat uit bizarre en onbewezen ideeën. In alle gevallen gaat het om uitspraken over de werkelijkheid, en of die nu gaan over zaken binnen of buiten het universum, en of de consequenties van de uitspraken nu groot zijn of klein, maakt in principe niet uit.

In beginsel mogen mensen fantaseren zoveel ze willen en is iedereen zelf verantwoordelijk voor zijn of haar levensstijl. Maar als men in het publieke debat religieuze ‘kennis’ gebruikt, dan is het volgens ons volkomen logisch dat gevraagd wordt om die kennis te onderbouwen, anders dan ‘omdat ik dat geloof, dus het is waar’. Als jij beweert dat jouw god het huwelijk heeft bedacht en dat daarom homoseksuelen niet mogen trouwen, dan heb je nogal wat te bewijzen.

En dan nu hoofdstuk III

Volgens Paas en Peels overtuigen de argumenten tegen het bestaan van God niet. Ze noemen er in hoofdstuk III een heleboel, onder andere: dat wetenschappers vaak atheïst zijn, dat als je in Jakarta geboren zou zijn, je moslim zou zijn geweest, dat geloof in God een projectie is, dat God onwaarschijnlijk complex is, dat het bestaan van wonderen wetenschappelijk is weerlegd, dat seculiere verklaringen van religie beter zijn dan religieuze verklaringen, dat gebedsexperimenten laten zien dat God niet bestaat, dat God wel meer bewijs zou geven als hij bestaat, en dat God nooit zoveel lijden zou toelaten.

Gezien hoofdstukken I en II is het niet moeilijk om te voorspellen hoe Paas en Peels ongeveer zullen reageren. Nee, er zijn geen argumenten die aantonen dat er absoluut geen hogere macht bestaat. Dat weten we al. Natuurlijk zijn er talloze argumenten die alternatieve verklaringen voor religie en religieuze gevoelens geven, argumenten die aannemelijk maken dat mensen zelf goden hebben bedacht in plaats van dat er daadwerkelijk een hogere macht is, enzovoorts. Ook al tonen we aan dat elke individuele religie is verzonnen, natuurlijk kun je dan niet 100% bewijzen dat er geen hogere macht bestaat.

Atheïsten hoeven ook geen argumenten tegen het bestaan van een hogere macht te geven. Atheïsten zijn mensen die niet overtuigd zijn van de argumenten van gelovigen. Je zou er nog aan toe kunnen voegen dat atheïsten het daarom niet aannemelijk vinden dat er een hogere macht bestaat, maar meer niet. Het enige dat een atheïst hoeft te doen is duidelijk maken dat er problemen zijn met de argumenten vóór het bestaan van een hogere macht. Op vragen als “waar komt het heelal vandaan”, “wat is de juiste moraal”, “is er leven na de dood”, “hoe verklaar je wonderen”, “waarom heb ik religieuze gevoelens” en “waar komt religie vandaan, als er geen god is” hoeven atheïsten helemaal geen antwoord te geven. We kunnen zeggen ‘we weten het niet’ en dat is prima.

De meeste argumenten die Paas en Peels behandelen zijn dan ook reacties van niet-gelovigen op redeneringen van gelovigen. We bespreken een aantal argumenten en laten zien hoe Paas en Peels met deze argumenten omgaan.

Borreltafelargumenten

Volgens Paas en Peels is het argument ‘Als je in Jakarta geboren zou zijn, dan zou je moslim zijn geweest’ een borreltafelargument. Daarmee zetten ze het argument al bij voorbaat weg. Volgens Paas en Peels zegt dit argument niets over het bestaan van God. Dat klopt. Maar daar gaat dit argument ook helemaal niet over. Het doel van dit argument is namelijk het ter discussie stellen van de absolute, exclusieve waarheidsclaim van orthodoxe gelovigen, die geloven dat hun religie de enige weg naar het heil is en dat iedereen deze religie zou moeten aanhangen. Over het exclusivisme van (bepaalde) religies zeggen Paas en Peels echter niets.

Het is heel normaal voor gelovigen om niet te geloven in alle andere goden en de argumenten tegen die andere goden zijn net zo goed op de eigen god van toepassing. Paas en Peels stellen hier tegenover dat het doodgewoon is om in één hogere macht te geloven en niet in alle andere, net zoals het doodgewoon is om één levenspartner te hebben. Hiermee suggereren zij volgens ons dat religies min of meer inwisselbaar zijn en dat de keuze een kwestie van goede smaak is. Ook in de discussie op pagina 113-115 gaat het niet om de vraag of een god ook echt bestaat of niet. Sommige goden zijn gewoon uit de mode geraakt omdat ze niet meer op onze manier van denken aansluiten. Is dat echt zo? Zijn hedendaagse religies gewoon betere versies van dezelfde hogere macht? In onze ervaring zeggen gelovigen in het algemeen niet dat zij gewoon een voorkeur hebben voor een bepaalde god, maar zeggen ze dat de andere religies onjuist zijn, in tegenstelling tot hun eigen juiste opvattingen. Hun god bestaat wel en de andere goden bestaan niet. De gelovige heeft hier dus uit te leggen waarom zijn god dan wel bestaat.

Projectie en biologische verklaringen voor religie

Een ander argument, dat door Paas en Peels niet erg serieus wordt genomen, is het argument dat religie verklaard kan worden vanuit onder meer biologische en psychologische factoren zoals projectie. Dit argument zegt inderdaad niets over het bestaan van God. Het kan namelijk zijn dat ik mijn gevoelens projecteer op een hogere macht en zo een god verzin, maar die god kan los van mijn projectie toevallig ook bestaan. Maar het is natuurlijk wel zo dat, naarmate we beter begrijpen waar religie vandaan komt en hoe het werkt, het ook steeds aannemelijker is dat er achter godsgeloof geen daadwerkelijke hogere macht schuil gaat.

Paas en Peels zeggen dat het projectieargument vooral aanslaat bij die gelovigen die open staan voor twijfel – die een zwak ‘afweersysteem’ hebben (118). Twijfelen is blijkbaar ongezond. Paas en Peels noemen het projectieargument ‘boerenslimheid’. Mensen kunnen vaak niet geloven in iets dat te mooi is om waar te zijn. Maar het christendom en de islam (en vele andere godsdiensten) zijn dat helemaal niet. In deze religies spelen hel en verdoemenis een hele belangrijke rol, zo niet de hoofdrol. Mensen projecteren niet alleen hun hoop en verlangen naar liefde en geborgenheid op een godheid maar ook hun angsten en zucht naar wraak. Dat betekent niet dat hun god daarom niet bestaat en een projectie is, maar wel dat wat de gelovigen over hun god zeggen voor een heel groot deel verklaard kan worden vanuit de menselijke psyche.

Net zoals evolutie een uitstekende verklaring is voor complexiteit en schijnbaar ontwerp (apparent intelligent design) in de natuur, en het daardoor nogal onwaarschijnlijk is dat de wereld 6000 jaar geleden in 6 dagen in elkaar is getimmerd, zo geven biologische en psychologische verklaringen ons een prima alternatieve ontstaansgeschiedenis van het fenomeen religie. Zelfs als er inderdaad een hogere macht bestaat, dan valt religie nog steeds heel goed te verklaren als een menselijk verzinsel.

God als verklaring voor een complex universum

Dawkins en Dennett stellen dat als je de bewering dat de complexiteit in het universum kan ontstaan door een simpel principe en voldoende tijd verwerpt, en in plaats daarvan de complexiteit van het universum verklaart met een hogere macht, dat dan die hogere macht minstens zo complex moet zijn als het universum. Als vervolgens die hogere macht geen oorzaak nodig heeft (‘God bestaat gewoon’), dan kun je net zo goed zeggen dat het universum geen oorzaak nodig heeft. Bovendien: als een complex universum zeer onwaarschijnlijk is, dan geldt dat net zo goed voor een minstens even complexe hogere macht.

De reactie van Paas en Peels richt zich voornamelijk op de complexiteit van deze hogere macht. Allereerst stellen zij dat we niet kunnen weten hoe (on)waarschijnlijk een complexe hogere macht is, daarnaast dat natuurlijke selectie niet van toepassing is op het ontstaan van het universum, en ten derde dat God ook een eenvoudig wezen kan zijn.

Op zich is het best mogelijk dat de hogere macht van Paas en Peels een zeer eenvoudig en simpel ding is. Daar gaat het argument van Dawkins en Dennett volgens ons dan ook niet over. Aanhangers van intelligent design menen dat simpele principes geen oorzaak kunnen zijn voor iets complex. Als dat zo is, dan moet die hogere macht minstens zo complex zijn als het universum. Dat je niet kunt weten hoe (on)waarschijnlijk de hogere macht buiten het universum is, is wat ons betreft een schijnargument. De claim die Dawkins en Dennett bestrijden is nu juist de claim dat een complex universum zeer onwaarschijnlijk is en dat daarom een hogere macht moet bestaan, los van kansverdelingen en natuurwetten die binnen dat universum gelden. Wanneer je, zoals Paas en Peels doen, dergelijke claims laat vallen, natuurlijke selectie als verklaring voor complexiteit toelaat, en veronderstelt dat een hogere macht ook heel eenvoudig en simpel kan zijn, dan is het nogal logisch dat dit argument van Dawkins en Dennett weinig indruk maakt.

Dan blijft staan dat het stellen dat een hogere macht de oorzaak van het universum is, onmiddellijk de vraag oproept wat dan de oorzaak van de hogere macht is, en als de hogere macht geen oorzaak nodig heeft, dan kun je net zo goed zeggen dat het universum geen oorzaak nodig heeft.

Paas en Peels noemen ook een vierde probleem: als God bestaat, dan bestaat hij per definitie altijd al, omdat hij anders geen volmaakt wezen is, dus God heeft geen oorzaak. Dit vinden wij een gelegenheidsargument uit het ongerijmde. Natuurlijk, als die hogere macht volmaakt is, dan zit er wat in de redenering dat een volmaakte hogere macht altijd moet hebben bestaan. Maar waarom zou de hogere macht volmaakt zijn? En waarom zou een hoger en volmaakt wezen de oorzaak van het universum moeten zijn, in plaats van een niet-contingent ‘volmaakt’ natuurkundig principe?

Sporen van een hogere macht

Een ander argument dat Paas en Peels behandelen gaat als volgt. Van een hogere macht is ofwel iets te merken in de wereld, of niet. Als van een hogere macht iets te merken is in de wereld, dan is dit in principe empirisch meetbaar. Als er geen empirisch bewijs is voor het ingrijpen van een hogere macht, dan is er van een eventuele hogere macht dus niets te merken.

So far so good. Als God daadwerkelijk regelmatig ingrijpt in de wereld, dan moet je hiervan empirisch sporen kunnen vinden. Wat stellen Paas en Peels hier tegenover? Allereerst stellen zij dat er best een hogere macht kan bestaan, ook al is deze niet nodig om maar iets te verklaren in de wereld. Ook stellen ze dat het niet redelijk is om op grond van empirische gegevens atheïst te worden, maar agnost: je kunt immers niet weten dat er helemaal geen hogere macht bestaat, en atheïsten zijn volgens Paas en Peels blijkbaar mensen die zeker weten dat er geen hogere macht bestaat. Volgens ons zijn atheïsten mensen die niet overtuigd zijn van de argumenten vóór het bestaan van een hogere macht, en het daarom aannemelijker vinden dat er geen hogere macht bestaat.

Volgens Paas en Peels rust de redenering op foutieve aannames. Zo doen zij alsof atheïsten beweren dat alles al wetenschappelijk verklaard is, of dat dit altijd mogelijk zou zijn. Gegeven de huidige wetenschappelijke kennis kunnen wij ons niet voorstellen dat iemand dat zou beweren. Volgens ons is dit dan ook geen aanname in het argument; Paas en Peels weerleggen hier een karikatuur. Ten tweede, zo redeneren Paas en Peels, is geloof helemaal geen hypothese, maar een basale overtuiging. Ja, maar los van de vraag of geloof in god wel een basale overtuiging kan zijn, zo redeneren wij, als die overtuiging ook echt waar is, dan verwacht je empirisch bewijs dat dit ondersteunt. Ten derde hoeft de activiteit van een hogere macht volgens Paas en Peels helemaal niet empirisch detecteerbaar te zijn, omdat de hogere macht zich kan beperken tot het manipuleren van kansen en toevalligheden, zonder statistisch significant af te wijken van echt toeval. Volgens ons zijn er maar weinig mensen die echt in zo’n hogere macht geloven. Neem de christelijke God, die heeft volgens de Bijbel toch echt regelmatig heftig ingegrepen in de wereld, maar historisch onderzoek en archeologische opgravingen lijken dit toch sterk te ondergraven.

Gebedsgenezing

Interessant is de paragraaf die Paas en Peels wijden aan een Amerikaans onderzoek over het effect van bidden. Uit dit onderzoek bleek dat bidden totaal geen effect heeft op de genezing van mensen. Om een placebo-effect te vermijden werden mensen waarvoor gebeden werd hiervan niet op de hoogte gesteld. Paas en Peels voelen zich ongemakkelijk bij dit onderzoek, omdat dit het geloof van christenen in een God die tegenwoordig nog steeds ingrijpt ter discussie stelt, en doen er ook alles aan om dit argument te pareren. Ze beroepen zich op een twijfelachtig onderzoek in Afrika waaruit zou blijken dat gebed wel werkt. Ook betogen ze dat God zich niet voor een menselijk karretje laat spannen en daarom misschien wel bewust niet ingreep. Dit laatste argument is een gotspe: in de Bijbel wordt verteld over een wedstrijdje tussen Elia en Baälpriesters over welke God, JHWH of Baäl, de ware God was. Het lukt Baäl niet om een offer in brand te steken. JHWH lukt dit uiteraard wel. God liet zich door Elia wel voor het karretje spannen. Vreemd dat God dit nu opeens weigert, terwijl het wetenschappelijke bewijs van een gebed dat werkt wellicht veel mensen zou overtuigen voor het bestaan van God. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk blijkbaar.

Het probleem van het lijden

Het belangrijkste argument tegen het bestaan van God dat Paas en Peels proberen te pareren is de vraag naar het lijden en het bestaan van het kwaad: Hoe kan een god die goed en almachtig is zoveel lijden in de wereld toelaten? Volgens de Griekse filosoof Epicurus kon of wilde God het kwaad niet opheffen. Als hij het niet kon was hij niet almachtig, als hij het niet wilde was hij niet algoed. Het probleem van het lijden is nooit opgelost, hoewel veel theologen en christelijke filosofen een poging hebben gedaan. Paas en Peels beroepen zich op de eeuwigheid. God is eeuwig en oneindig. We weten op dit moment daarom niet wat zijn plan is omdat we dit niet kunnen overzien. Het komt uiteindelijk allemaal wel weer goed. Dit zijn natuurlijk theologische argumenten waar een scepticus zich niet door laat overtuigen. Paas en Peels beseffen dit ook maar al te goed. Ze voelen zich echter niet bezwaard om zich op de theologie te beroepen, omdat ze met theologische argumenten zijn aangevallen. Het probleem van het lijden veronderstelt namelijk een God zoals die waar christenen in geloven (en joden en moslims). Het is maar de vraag of deze theologische escape filosofisch te rechtvaardigen valt: als je vanuit de filosofie een geloofsdogma kritisch bevraagt dan is het toch niet verkeerd dat je met de theologische uitgangspunten van dit dogma werkt, om te kijken of deze logisch gezien kloppen? Dat theologen er een ander antwoord op hebben dan filosofen mag, maar dat betekent niet dat een theologisch antwoord filosofisch gezien door de beugel kan.

Daarnaast is het zo, en nu begeven we ons helemaal op het terrein van de theologie, dat de God van de Bijbel en de christelijke dogmatiek het kwaad helemaal niet uitbant. Dat doet de God van de vrijzinnige theoloog Karl Barth, maar niet de God van de orthodoxe Johannes Calvijn waar Paas en Peels in geloven. Deze God heeft van te voren besloten wie naar de hemel gaat en wie niet. Degenen die niet zijn uitverkoren zullen volgens Calvijn (en ook volgens de kerkvader Augustinus) voor eeuwig branden in de hel. God heeft dus van tevoren het kwaad gewild (al denken sommige orthodoxe theologen hier anders over en bedenken ze hiervoor allerlei kronkelredeneringen) en laat dit dus ook tot in de eeuwigheid bestaan. De enige oplossing, en die geven orthodoxe theologen in feite ook, is het begrip ‘goed’ anders uitleggen dan dat wij gewend zijn. Een ‘goede’ God heeft het kwaad geschapen. Een ‘goede’ God wil de slavernij en de Holocaust. En een ‘goede’ God wil dat mensen voor eeuwig in de hel branden. Dat moreel slechte mensen vervolgens naar de hemel gaan en moreel goede mensen naar de hel is ‘goed’ en ‘rechtvaardig’. Het staat mensen natuurlijk vrij om in deze ‘goede’ God te geloven, maar je kunt dit niet moreel en intellectueel verdedigen. Dat leidt slechts tot nog meer lijden.

Als de God van Augustinus en Calvijn daadwerkelijk zou bestaan dan is hij het ultieme kwaad zelf. Hij veroordeelt immers een groot deel van de mensheid tot eeuwige ultieme ellende. De kronkelredenering dat de mensen hier zelf voor gekozen hebben is nonsens. God had dit, als almachtige alwetende entiteit, hebben kunnen voorkomen. Dat wil hij niet.

Conclusie

De argumenten tegen het bestaan van God zijn overtuigend maar overtuigen orthodoxe gelovigen niet. We weten als mensen niet voor 100% zeker of er een god bestaat, maar het bestaan van een god is niet erg aannemelijk. De seculiere verklaringen van het fenomeen religie zijn veel aannemelijker. Paas en Peels gaan op een ‘intellectueel oneerlijke’ manier met de materie om. Dat is ook logisch, want hun conclusie – God bestaat (en deze God is de christelijke God) – staat al van tevoren vast.