Achtergrond

The Portugal Post, editie 6, jaargang 2

10-05-2014 16:01

Queridos amigos e amigas! Om maar met de deur in huis te vallen: Leon de Winter meent dat alleen joden grappen mogen maken over joden. Alles goed en wel, maar dat geeft hem en zijn stenografe Jessica Durlacher nog niet het recht van Anne Frank een pias te maken. Waarom anders kwam Koning Willem-Alexander der Nederlanden schuddebuikend en roflollend Theater Amsterdam uit? Alles in Nederland moet platvloers zijn, anders begrijpt de Koning het niet.

Mijn geboorte: een gevecht op leven en dood

Van mij mag iedereen over alles en nog wat grappen maken, behalve over mijn moeder. Dan ga ik namelijk heel hard huilen in mijn Portugese boshut, tussen het masturberen en het voeren van de honden door. Toen mijn moeder stierf, voelde ik mij namelijk ineens volkomen verweesd. Sterker nog: ik was maandenlang van slag. Het was een gevoel van onbeschrijfelijke eenzaamheid. ik was mijn anker kwijt, alsof er een onzichtbare navelstreng was doorgeknipt. Volgens mijn moeder was onze heftige band, waar we verder nooit over spraken, het gevolg van het gevecht op leven en dood dat ze voerde toen ze beviel van mij. Ik ben drie maanden te vroeg geboren, de artsen hadden haar kort daarvoor verteld dat een van ons tweeën zou overlijden. Mijn moeder weigerde het doodvonnis en won het gevecht op leven en dood.

tuur

‘Kijk Tuurtje, die jongen heeft een waterhoofd’

Ik kwam in een couveuse terecht, zij raakte voor de eerste keer in een psychose. Ik schaamde me vaak voor mijn moeder. Ze maakte altijd opmerkingen over iemands uiterlijk, iets wat ik van haar heb overgenomen. Op straat wees ze altijd naar mensen met een afwijking, en dan zei ze luid en duidelijk zodat iedereen het kon horen: ‘Kijk Tuurtje, die jongen heeft een waterhoofd (of een bochel of een hazenlip)!’ Een mongooltje noemde ze een ongelukkig kind. Tot ver in mijn puberteit kocht ze mijn kleding en werd ik altijd meewarig aangekeken door het winkelpersoneel. Ma stak haar mening nooit onder stoelen of banken en was eigenlijk hondsbrutaal. Net als ik.

Ik ben een groot kind, mijn ex-vriendinnen hadden gelijk

Mama fietste door het centrum van Rotterdam toen de Duitse bommen vielen. In de hongerwinter stroopte ze op haar fiets met banden van tuinslangen de wijde omgeving van Rotterdam af, op zoek naar suikerbieten en haverkoekjes. Oma vertelde mij eens dat ik het fanatieke van mijn moeder had geërfd, en dat bedoelde ze niet aardig. Ze ging studeren, tegen het dwingende advies van haar familie in. Ze deed altijd waar ze zin in had. Net als ik. En ze had humor. Op haar ziekbed vertelde ma me dat het allemaal heel anders zou worden als ze er niet meer zou zijn. Tot haar dood stopte mama me wekelijks geld toe, ze loste mijn schulden af. Ik ben een groot kind, mijn ex-vriendinnen hadden gelijk.Ik woonde praktisch in het sterfhuis waar ze op haar einde wachtte. Het werd bijna lente, ze bloeide nog even op. Ze wilde naar buiten, naar de bloemen in de tuin kijken. Ma schuifelde naar buiten met haar looprek, ik ondersteunde haar. ik zette haar op een bankje, gaf haar slokjes water.

‘Lieverd,’ zei ze, ‘wie gaat er voor je zorgen als ik er niet meer ben? Is er verder iemand die van je houdt?’

Altijd Moederdag

Ik was bij mama toen ze stierf. Ze was daas van de morfine, haar pruik was van haar uitgeteerde hoofd gegleden. ik schoof de pruik zo goed en kwaad als het ging weer op zijn plek, mama was erg ijdel. Vroeger had ze prachtig kastanjerood haar, tot op haar billen. Als jongetje keek ik bewonderend toe hoe ze urenlang aan het kammen en borstelen was. Van de mooie trotse vrouw was niets meer over dan een geraamte met een door de tumoren opgezwollen buik. Ik hield haar in mijn handen toen ze haar laatste adem uitblies. Sinds de dood van mijn moeder heb ik geen thuis meer. Ik droom nog regelmatig over mama, ik mis haar onvoorwaardelijke liefde. Ik mis mijn moeder iedere dag, voor mij is het altijd Moederdag.

En zo is het godverdomme wel genoeg geweest, qua schmaltz. Ik loop hier te grienen als een kind maar dat kan ook omdat ik net een singletje van het Mokumse homoduo Willy Alberti en Johnny Jordaan heb opgezet in mijn rukhut. Waar is mijn Kleenex?

Moeder, hoe kan ik je danken?

Voor alles wat je deed

Geen ander dan jij

Was zo goed voor mij

In vreugde en in leed

 

Moeder, je blijft in mijn leven

De vrouw waar ik het meest van hou

Want al wat ik nu ben

En al wat ik nu ken

Moeder, dat dank ik aan jou

 

Je hebt me in het leven

Steeds liefde gegeven

Je dacht slechts aan mij

Je hebt zonder klagen

M’n zorgen gedragen

 

Niet een was zo goed als jij

Moeder, hoe kan ik je nu toch danken

Voor al dat gene wat jij voor me deed

Want geen ander dan jij

Was altijd zo lief voor mij

 

In vreugde en in leed

Moeder, je blijft in m’n leven

De vrouw

Waar ik het meest van hou

 

Want al wat ik nu ben

En al wat ik nu ken

Moeder, dat dank ik aan jou

Moeder, dat dank ik aan jou