Media & TV

‘Het is jouw schuld dat ik ziek ben geworden’

25-07-2014 14:07

Voorjaar 1972, een zondagmiddag. Ik ben gestopt met wedstrijdfietsen, mijn haar groeit tot ver over mijn schouders en voor het eerst in mijn leven trek ik voorzichtig aan een met moeite zelfgedraaide peuk. Ook mijn Viking 1-noren van Jaap Havekotte hangen onbeweeglijk en doelloos aan een balk in de schuur. Na jaren van afzien en opoffering, zaterdagavond om negen uur in bed omdat je op zondagochtend al vroeg op pad moet voor een wielerkoers, kan ik de discipline niet meer opbrengen. Ik heb mijn grote jeugdliefdes, schaatsen én wielrennen, resoluut aan de kant gezet en mijn vader lijdt hevig onder dit verlies.
DSC_0027

Ziekenhuis

Hij slaapt die middag langer dan normaal. Na de slaapkuur in het ziekenhuis, die geen effect sorteert, gaat het steeds slechter met hem. Alles wijst erop dat hij niet meer zal terugkeren naar zijn geliefde werkvloer, omringd door boefjes, die weliswaar een crimineel verleden hebben, maar wel door het vuur gaan voor ‘de baas’.

Mijn moeder maakt zich zorgen als er te lang geen teken van leven komt uit de ouderlijke slaapkamer. Ik zie de paniek in haar ogen, maar quasi onderkoeld probeert ze mij ook niet gek te maken met het fatale idee, dat het daar boven wel eens heel erg mis zou kunnen zijn. We weten hoe depressief mijn vader is, want de ooit zo uitbundige, ongenuanceerde en schreeuwerige, lieve man heeft zich compleet teruggetrokken in zijn schulp. Als ik beneden door een wielerblad blader en nog een blik werp op mijn vroegere helden, hoor ik gestommel boven. Mijn moeder heeft met geweld mijn vader wakker gekregen en giet een liter melk in zijn keel, waarna het hele arsenaal aan pillen naar buiten komt. Hij blijft overgeven en wankelt meer dood dan levend in zijn gestreepte pyjama voor de wc-pot.

Burgertrutten

Na een mislukte keuze voor de Pedagogische Academie in Amersfoort, ik word gek van de burgertrutten in mijn klas die ook allemaal zo snel mogelijk willen verloven, verlang ik hevig naar vrijheid. In het bijzonder naar de ‘grote’ stad. Ik heb me ingeschreven voor de Lerarenopleiding D’Witte Leli in Amsterdam. Studie Nederlands, met geschiedenis als bijvak.

Op dat moment ben ik me nog niet bewust dat het om een links bolwerk gaat met vrijgevochten ‘hippe’ docenten, die al snel relaties aangaan met vers ingevlogen aantrekkelijke, eerstejaars studentes. We praten tenslotte over de ‘seventies’.

Nog voordat ik het huis uitga heb ik mijn vader gesmeekt om weer terug te keren op aarde. Na zijn zelfmoordpoging ben ik in mijn jongenskamer, nog steeds volgeplakt met heel veel Eddy Merckx tussen de Stones, nooit meer rustig gaan slapen. Ik ben bang voor de fatale gevolgen als ik als laatste het huis uitga. Mij zus is inmiddels al ruim vertrokken, want we verschillen zes jaar in leeftijd.
DSC_0023

Heilig vuur

Mijn vader en ik volgen nog steeds alle klassiekers en de grote rondes zoals de Ronde van Italië, de Vuelta en de Tour de France, maar het heilig vuur is gedoofd. In een doodstille kamer staren we naar de beelden, terwijl we daarvoor opgewonden discussieerden over de kansen van de Nederlanders, die in onze ogen natuurlijk weer eens faalden op het moment, dat het er echt op aankwam.

De Bijlmer

Mijn eerste kamer vind ik in de Bijlmer, die net tot stand is gekomen. Voor mijn vader en mij een surrealistische plek, die geen enkele associatie oproept met de karakteristieke eigenschappen van Amsterdam. In de volgeladen Opel Kadett rijden we naar mijn nieuwe onderkomen. Mijn vader was altijd al een slechte chauffeur, maar onder de depressiva, eigenlijk mocht ie niet rijden, wordt elk kort ritje al gauw een helse tocht. Als we met moeite mijn kamer bij een hospita hebben gevonden en alle spullen via de lift naar boven hebben gebracht, nemen we afscheid. Ik kijk in vochtige, blauwe ogen die vechten tegen de tranen.

“Succes Toontje, hier, in die negorij. Ik zal je missen. Eigenlijk is het jouw schuld dat ik ziek ben geworden.”

Mijn hart blijft overslaan als ik vanaf zes hoog mijn vader steeds nietiger zie worden op weg naar zijn auto. In mijn hoofd speelt een op hol geslagen film, met beelden van wielerwedstrijden, met mijn trouwe vader langs de kant. Druk gebarend, scheldend en vol passie wijzend naar mij. Zijn zoon die vandaag gewoon gaat winnen.

Schuldgevoel

Het schuldgevoel dat mijn vader me heeft opgedrongen, regeert jarenlang mijn gedachten. Als ik in het begin van mijn studie nog de weekenden thuis kom, heel af toe zitten we nog samen op de bank voor de tv, wil ik steeds zijn beschuldiging aankaarten, maar de moed ontbreekt me. De pijn verdringt de woorden die ik zo graag tegen hem zou willen uitspreken.

Tien jaar later

Tien jaar lang staat de racefiets die ik kocht van het rijkeluiszoontje onaangeroerd op de zolder van mijn ouders. Ik kijk er niet eens meer naar om, sterker nog, ik vergeet de fiets bijna.

Als ik inmiddels ben afgestudeerd en voor de klas sta op de MAVO in Hoofddorp, bekruipt me een nostalgisch gevoel van rokerige cafés, waar ik mijn rugnummer moest ophalen bij de plaatselijke organisatie van het criterium. Ik heb godverdomme weer zin om te fietsen, waar komt dat nu ineens vandaan?

Van het rijden van wedstrijden komt het niet meer, drank en sigaretten staan een comeback in de weg. Ik koop nog wel een spiksplinternieuwe Koga Miyata die ik tijdens de vakanties meeneem naar Frankrijk. En drie jaar geleden heb ik tegen een idioot scherpe prijs een Cannondale carbonfiets aangeschaft via marktplaats. “Handmade in USA”.

Altijd blijven fietsen

Ik weet het zeker, ik zal altijd blijven fietsen. Niet in de laatste plaats vanwege de stimulerende invloed van een vader, die er al dertien jaar niet meer is.

Ik kijk ook weer naar fietsen op tv en kan dan urenlang wegzakken in een ondefinieerbare gedachtestroom, die altijd weer uitkomt bij mijn vader.

Mijn fietsmaat voor het leven.