Bivakkeren in Berlijn

29-10-2014 17:26

“Doe het maar langzamer aan”, zegt een moeder tegen haar dochtertje dat de tafel zowat doormidden krast met haar waskrijtje. Onder luid en scherpend gekir beweegt het kind met gestrekte arm haar knuistje, waarin het krijtje wordt samengebald, over een vel papier. Tot genoegen van de kelner met avonddienst wordt de tafel tegen haar enthousiaste uithalen beschermd met een krant van het formaat dat ook in ons land nauwelijks meer verkrijgbaar is.

Het kindje draagt een blauwe pullover, het gezicht van tekenfilmfiguur Dora siert haar linkerschouder. Een roze haarband houdt haar halflange blonde krullen uit haar gezichtje, waardoor alle uitingen van onverbloemde bewondering vrij in het zicht vallen: haar open mond, de nu en dan peinzend samengetrokken wenkbrauwen en de wagenwijd opengesperde ogen achter het met pleister beplakte brilletje. Onbeholpen volgen haar vingers elke gedachte en raken aan wat het meisje niet herkent. Wat men de ‘orale fase’ schijnt te noemen heeft ruimschoots haar intrede gedaan in dit prille wezen; om de zoveel tijd haalt moeder een stift, lepel of suikerzakje uit het mondje, wat begeleid wordt door een vermanend “vies, bah!”.

De tafel is net te hoog voor het meisje, wat ze tekent kan ze alleen zien wanneer haar moeder behulpzaam het a4tje voor haar ogen houdt. Het resultaat schijnt haar niet bijzonder te interesseren, liever probeert ze van haar stoel af te klauteren of gooit ze haar tekenspullen op de grond. Het talent om ondanks een rietje haar gezicht te besmeuren met chocolademelk herken ik van een vriendin.

Echtpaar

Tussen mij en het kinderlijk schouwspel in zit een echtpaar van middelbare leeftijd, al klinkt zelfs dat iets te oud. Jongvolwassen misschien, ik schat dat ze kinderen hebben die hoogstens de leeftijd van hun eerste sigaret of het plunderen van de drankkast voorafgaand aan een schoolfeest hebben bereikt. De man lijkt zojuist van een zeilboot te zijn afgestapt en de vrouw zou niet misstaan aan mijn zijde op een rode loper. Wat ze zeggen klopt niet bij het beeld.

“Ik wou dat ik jong was”, verzucht de vrouw, blikkend naar de bungelende beentjes van de peuter, of misschien wel naar de frisse moeder die op het moment druk in de weer is het gezicht van haar hummel chocoladevrij te maken. Servetproppen stapelen zich op. “Het is misschien een vrouwending, maar ik heb het idee dat ik elke dag een mensenleven uitzweet. Ken je dat? Ik heb telkens het gevoel dat voldoening binnen handbereik is, maar ik krijg het niet te pakken.” De vrouw roert wezenloos door haar halflege koffiekopje. De man knikt en antwoordt loom: “jij bent iemand die nog altijd wilt winnen, Sandra, ik heb dat inmiddels opgegeven.”

Herfst

“Misschien is dat inderdaad het beste”, beaamt Sandra, nadat ze haar laatste slok koude koffie heeft genomen, “Als ik niet zoveel verwachtingen meer had, zou ik mezelf ook niet zo teleurstellen. Maar het zit in mijn geest, in mijn persoon, dat ik plannen blijf maken, ondanks mijn leeftijd. Plannen die negen van de tien keer te hoog gegrepen zijn, merk ik. Ik ben heus niet verbitterd hoor, echt niet, maar de dromen die ik vroeger had passen niet meer bij hoe ik eruit zie.” Het klinkt pathetisch maar eerlijk, de twee zijn dus niet getrouwd. Wat hun relatie wel is schiet me niet te binnen. “Oud worden, er is geen ontsnappen aan”, concludeert de man.

“de herfst begint vroeg dit jaar”, schrijf ik op mijn bierviltje. Ik kijk naar de man, die een tientje uit zijn binnenzak haalt en op tafel smijt. Hij ademt lang en hoorbaar uit en strijkt met beide handen zijn lange haren achter zijn oren. “Nou. Zullen we dan maar gaan?” vraagt hij toonloos aan Sandra, die non-verbaal antwoordt door een sjaal om haar slanke nek te wikkelen.

Ze staan op, de man legt zijn hand op Sandra’s onderrug, meer ter ondersteuning dan als liefkozing, lijkt het. Ze heeft een kontje waar ik ondanks het impotente geleuter van zojuist naar zou willen fluiten. Beiden stappen de verre toekomst in die reeds door ze is omarmd. Terwijl het meisje met de pleisterbril weer een willekeurige kras aan haar Ernst toevoegt laat Sandra zich ontvallen: “Maar ik kan wel beter tekenen.” En zo is het maar net.