The Portugal Post – Kankerspecial

22-02-2015 14:32

Queridos amigos e amigas! De afgelopen week heb ik met programmamakers Rob Muntz en Willem Davids de nu reeds spraakmakende radiodocumentaire KANKER opgenomen in de Algarve. De officiële uitzenddatum is op zondag 26 april bij NPO Radio Doc, Radio 1, om 21.00 uren maar jelui hebben deze taboedoorbrekende shockmockumentary nu al gratis voor niks, nakkes de nada in jullie digitale gleuven.

 

https://soundcloud.com/willemdavids/kanker-v0-2

Mijn obsessie met kanker

Muntz & Van Amerongen

Muntz & Van Amerongen

De aanleiding voor KANKER is mijn obsessie met kanker. Mijn vader, moeder en broertje overleden aan kanker, inmiddels is driekwart van mijn vriendenkring dood door de kanker en recentelijk kreeg mijn goede vriend Albert de Lange te horen dat hij is uitbehandeld. Hij schrijft daar een schitterende column over in het Parool en zit in onze documentaire, evenals Rob Hoogland van de Telegraaf, volgens Bert Wagendorp de beste columnist van Nederland.

Muntz kwam tijdens de opnames met het idee om uiteindelijk een mockumentary te maken naar aanleiding van Retour Hemel van Mark Bos, een nogal plat, smakeloos en van de clichés druipend narcistisch egodocudrama over zijn prostaatkanker, waarin de mediatrainer, redacteur van EenVandaag en oud-verslaggever van RTL’s Editie NL (regio Noord-Brabant) 50 minuten onafgebroken in beeld is en zichzelf neerzet als een postmoderne krijger tegen de K, met heroïsche decors als de Kilimanjaro.

Bovendien geeft Mark Bos de kijker (en dat waren er miljoenen) en de kankerpatiënt valse hoop met zijn kwakzalverijgeknuffel. Enfin, oordeelt u zelf maar.

Wellicht denkt u gniffelend dat Muntz, Davids en ik een soort Koefnoen over Kanker hebben gemaakt. Kanker loopt echter als een rode draad door ons leven (Willem Davids had prostaatkanker en is genezen, Muntz verloor ondanks zijn vader aan prostaatkanker). Leest en huivert!

Mijn moesje en kanker

arthur van amerongen

Een eigen graf onder de zon

Toen mijn moeder stierf door kanker, voelde ik mij ineens volkomen verweesd, ik was maandenlang van slag. Het was een gevoel van onbeschrijfelijke eenzaamheid. Ik was mijn anker kwijt, alsof er een onzichtbare navelstreng was doorgeknipt. Volgens mijn moeder was onze heftige band, waar we verder nooit over spraken, het gevolg van het gevecht op leven en dood dat ze voerde toen ze beviel van mij. Ik ben drie maanden te vroeg geboren, de artsen hadden haar kort daarvoor verteld dat een van ons tweeën zou overlijden. Mijn moeder weigerde het doodvonnis. Ik kwam in een couveuse terecht, zij raakte voor de eerste keer in een psychose. Ik schaamde me vaak voor mijn moeder. Ze maakte altijd opmerkingen over iemands uiterlijk, iets wat ik van haar heb overgenomen. Op straat wees ze naar mensen met een afwijking, en dan zei ze luid en duidelijk zodat iedereen het kon horen: “Kijk Tuurtje, die jongen heeft een waterhoofd (of een bochel of een hazenlip)!” Een mongooltje noemde ze een ongelukkig kind. Tot ver in mijn puberteit kocht ze mijn kleding en werd ik altijd meewaring aangekeken door het winkelpersoneel.

Ma stak haar mening nooit onder stoelen of banken en was eigenlijk hondsbrutaal. Net als ik. Mama fietste naar school door het centrum van Rotterdam toen de Duitse bommen vielen. In de hongerwinter stroopte ze op haar fiets met banden van tuinslangen de wijde omgeving van Rotterdam af, op zoek naar suikerbieten en haverkoekjes. Oma vertelde mij eens dat ik het fanatieke van mijn moeder had geërfd, en dat bedoelde ze niet aardig. Ze ging studeren, tegen het dwingende advies van haar familie in. Ze deed altijd waar ze zin in had. Net als ik.

 

‘Sinds de dood van mijn moeder heb ik geen thuis meer. Ik droom nog regelmatig over mama, ik mis haar onvoorwaardelijke liefde. Ik mis mijn moeder iedere dag’

 

 

Op haar ziekbed vertelde ma me dat het allemaal heel anders zou worden als ze er niet meer zou zijn. Tot haar dood stopte mama me wekelijks geld toe, ze loste mijn schulden af. Ik ben een groot kind, mijn ex-vriendinnen hadden gelijk. Ik woonde praktisch in het sterfhuis waar ze op haar einde wachtte. Het werd bijna lente, ze bloeide nog even op. Ze wilde naar buiten, naar de bloemen in de tuin kijken. Ma schuifelde naar buiten met haar looprek, ik ondersteunde haar. ik zette haar op een bankje, gaf haar slokjes water.

“Lieverd,” zei ze, “wie gaat er voor je zorgen als ik er niet meer ben? Is er verder iemand die van je houdt?”

Ik was bij mama toen ze stierf. Ze was daas van de morfine, haar pruik was van haar uitgeteerde hoofd gegleden. Ik schoof de pruik zo goed en kwaad als het ging weer op zijn plek, mama was erg ijdel. Vroeger had ze prachtig kastanjerood haar, tot op haar billen. Als jongetje keek ik bewonderend toe hoe ze urenlang aan het kammen en borstelen was. Van de mooie trotse vrouw was niets meer over dan een geraamte met een door de tumoren opgezwollen buik. Ik hield haar hoofd in mijn handen toen ze haar laatste adem uitblies.

Sinds de dood van mijn moeder heb ik geen thuis meer. Ik droom nog regelmatig over mama, ik mis haar onvoorwaardelijke liefde. Ik mis mijn moeder iedere dag.

Dat wat betreft mijn moesje.

Mijn jongere broertje Gerard

Maar ik ben nog niet klaar met de kanker. De dood van van mijn jongere broertje Gerard confronteerde mij al vroeg met de vergankelijkheid van het bestaan. Aan het eind van zijn leven was hij gesloopt door de leukemie en de chemotherapie, al werd zijn leven nog een jaar gerekt door het Dokter Moerman-dieet. De dood van Gerard was een zware en onmenselijke beproeving voor ons gezin. Mijn moeder raakte niet lang na zijn overlijden opnieuw in een zware psychose.

Op een nacht was ik wakker geworden van geschreeuw in de slaapkamer van mijn ouders. Twee ziekenbroeders stonden naast het bed, mijn vader zat op de rand en probeerde mijn moeder te kalmeren. Ze was naakt en kronkelde als een bezetene over het bed. Ze schreeuwde: “Ik ga naar de hemel, ik ga naar Gerard”. Machteloos en beschaamd vanwege haar naaktheid had ik toegekeken hoe mijn moeder op een brancard werd gesnoerd en werd weggevoerd in een ambulance. Pas weken later zag ik haar weer terug, in een door bossen omgeven inrichting op de Veluwe. Ze droeg een hoofddoek en maakte poppetjes van touw, ondertussen onbegrijpelijke teksten uitkramend. Ze straalde desondanks een geheimzinnige rust uit. Pas veel later kwam ik er achter dat ze elektroshocks had gekregen.

Iedere zaterdag bezocht ik haar, een jaar lang. Dan wandelden we uren door de bossen en hield ik haar hand vast terwijl we luidkeels psalmen zong. Tijdens haar afwezigheid werden mijn jongere broer, zus en ik zo goed en kwaad als het ging opgevoed door gezinsverzorgsters, opa’s en oma’s, tantes en ooms omdat mijn vader moest werken.

De holocaust, het weer en kanker

Pas in mijn vierenveertigste levensjaar kwam ik er op pijnlijke wijze achter dat ik Gerards dood nooit had verwerkt. Nadat mijn ouders kort na elkaar waren overleden, werd hun huis verkocht en moesten mijn zus en ik de eigendommen inventariseren. Een uiterst pijnlijke taak want het merendeel van de huisraad, kleding, schoenen en andere parafernalia kon bij het grof vuil worden gezet.

Met vaders bibliotheek was ik snel klaar. Papa had een indrukwekkende verzameling boeken over de holocaust en de getuigenissen van joden die de kampen hadden overleefd. Werkelijk ieder dagboek uit Auschwitz, Theresienstad, Birkenau en Dachau bevond zich in de uitpuilende boekenkast. Andere delen van de kast waren boeken over het weer, mijn vaders tweede obsessie. Ieder gesprek wist hij naar het weer of de holocaust te manoeuvreren. De derde obsessie van mij pa was kanker. Die obsessie begon toen bij mijn broertje kanker was geconstateerd. Er kwam een nieuw boekenkast bij met alles wat er in die tijd over kanker werd gepubliceerd. Uren kon mijn vader naar foto’s van tumoren staren. Af en toe mompelde hij dan: “Tjonge tsjonge, wat zien die dingen er toch geweldig mooi uit.”

Een kaal, uitgemergeld en bijna blind jongetje

Mijn vader was een hartstochtelijke amateurfotograaf geweest en had het leven van het gezin Van Amerongen op een gedetailleerde en haast klinische wijze vastgelegd. Bladerend door de tientallen fotoboeken werd ik voor het eerst in lange tijd weer geconfronteerd met die afschuwelijke, door mij volkomen verdrongen hellegang. Een foto, genomen op 21 juni 1973, toonde de achterkant van het Emma-kinderziekenhuis aan de Mauritskade te Amsterdam. Het bijschrift was geschreven in het onmiskenbare handschrift van mijn pa: ‘Mama en Gerard kijken naar buiten, tweede box links van het balkon’. Op de foto daarnaast staart een kaal, uitgemergeld en bijna blind jongetje door de spijlen van een ziekenhuisbed. Ik barstte in snikken uit.

De laatste maanden van zijn leven werd Gerard thuis verzorgd. Hij leek op een mummie. Iedere nacht sloop ik naar zijn slaapkamer en kneep dan keihard in zijn neus, armen of benen om mij ervan te vergewissen of hij nog leefde. Als er dan een gekwelde uitdrukking verscheen op het verschrompelde gezichtje, was ik enigszins gerustgesteld. Tegelijkertijd voelde ik mij schuldig omdat ik het weerloze kind nodeloos pijn had gedaan. Tot enkele jaren terug werd ik ’s nachts vaak wakker en kneep ik dan in slaaptoestand in de neus van mijn vriendin, om te kijken of ze nog leefde. Een andere tic die ik opliep door de ziekte van mijn broertje was mijn allergie voor huilende kinderen. Gerard huilde iedere nacht van de pijn, een kermen dat door merg en been ging en dat ik nooit meer zou vergeten. Door mijn overgevoeligheid voor kindergehuil kreeg ik al snel de reputatie van kinderhater terwijl ik de grootste kindervriend op deze aardkloot ben.

En nog ben ik niet klaar met de kanker. Mijn vader stierf in mijn armen. Hij had ineens een enorm gezwel in zijn buik en was binnen een maand dood.

Goed, genoeg gekankerd. Ik hoop dat jelui hebben genoten van de schitterende, aangrijpende en vooral leerzame maar ook best vermakelijke documentaire KANKER.

Volgende week weer een zonnige Portugal Post! Até logo, queridos amigo e amigas.