Recensie

Een weggemoffeld glorieus oorlogsverleden

16-04-2015 14:25

Wat gebeurde er na de Gouden Eeuw? Vraag het de gemiddelde Nederlander, en het blijft lange tijd stil. Met een beetje geluk volgt de mededeling dat de Gouden Eeuw zo’n beetje eindigde in 1672. Toen werden de gebroeders De Witt vermoord. Erg spijtig. Maar stadhouder Willem III redde het vaderland. En daarna… Tja, was het pruikentijd, regenten aan de macht, verval. Daarna kwamen de Fransen (dat krijg je dan). Maar gelukkig: in de negentiende eeuw kwam Nederland er weer bovenop.

Modern beton

Dat is het algemene beeld. Dat is wat we onze kinderen nog steeds op school leren. Tussen het Rampjaar en het reveil onder koning Willem I zit een enorm groot niks. Dat niks heeft louter een dramatische functie. We hebben dat nodig om aan te geven dat het sinds het herstel der oranjes met ons land alleen maar bergopwaarts is gegaan. Opdat wij allemaal met een opgewekt “Houzee!” en met de handen uit de mouwen de schoolbanken verlaten.

En deze orangistische kokervisie is inmiddels in modern beton gegoten. Kijk naar de canon. Na de hoogtepunten Rembrandt, Huygens en Spinoza, volgt alleen maar slechtigheid: dure herenhuizen, slavernij, heibel. De bedenkers van de canon wilden toch een lichtpuntje aanbrengen en zetten daar het planetarium van Eise Eisinga tussem – grappig ding – ach, je moet wat.

Beetje geluk

In dat grote gat liggen meerdere slachtoffers. Ten eerste de patriotten; onze verlichte vrijheidsdenkers en -strijders die na 1750 opkwamen en in heel Europa bewonderd werden. Maar ja, die raddraaiers streden wél tegen Oranje. En da’s niet netjes. Een ander slachtoffer in de kuil is gek genoeg een Oranje: stadhouder-koning Willem III. Inderdaad, de redder des vaderlands van 1672 verdwijnt na dat huzarenstukje geruisloos uit de geschiedenisboekjes.

Met een beetje geluk horen leerlingen dat Willem in 1688 Engeland binnenviel en daar koning werd. Dat wordt in de vaderlandse geschiedenis altijd weggemoffeld. Wat daarvoor alleen de Noormannen was gelukt, en waar Hitler later ook al faalde, dat deed Willem – en het is in onze vaderlandse geschiedenisboekjes vaak niet eens een voetnoot. Want ja, dat-ie koning werd van Engeland was toch het begin van het verval, zo luidt het verhaaltje. Want Willem was daarna meer koning van Engeland dan stadhouder van de Republiek, klagen we. Was hij maar thuis gebleven. Weg met Willem, dus.

Krijgsgeschiedenis

De man verdient beter. En gelukkig is er nu Te vuur en te zwaard van Olaf van Nimwegen. Een werkelijk voorbeeldige krijgsgeschiedenis, meer valt er niet over te zeggen. Maar de meerwaarde van dat boek is vooral dat Van Nimwegen een zeer belangrijk stuk vaderlandse geschiedenis voor het voetlicht brengt. De tijd dat we vechtjassen waren, en dat met groot succes. De tijd van stadhouder/koning Willem III. En die tijd moet zo snel mogelijk weer de boekjes in. En de canon.

Willem wist in 1672 met een gedurfde aanval op Bonn de Fransen te dwingen om ons land weer te verlaten. Daarna had hij de rest van zijn leven maar één prioriteit: een herhaling van het Rampjaar voorkomen. Hij smeedde een krachtige anti-Franse coalitie met de Spanjaarden, Habsburgers en Engelsen. En hij was daarin redelijk vasthoudend: toen zijn Engelse schoonvader vervelend werd, organiseerde hij de grootste oorlogsvloot ever, voer naar Engeland, en maakte zichzelf daar tot koning. Kijk, da’s pas een vent.

Twee jaar later vielen de Fransen de Zuidelijke Nederlanden binnen. (Dat was toen een stukje Habsburg.) In de daaropvolgende Slag bij Fleurus speelden Nederlandse infanteristen een heldenrol – maar er vielen aan beide zijden zevenduizend doden. Twee jaar later was het weer raak. De Fransen vielen opnieuw aan en veroverden Namen; Willem trok tegen hen op en hield ze tegen bij Steenkerken. De oorlog golfde voort. In 1693 was er de Slag bij Neerwinden. In naam was dat een Franse overwinning maar de Zonnekoning verloor 15.000 man. Willem verloor er 12.000. Bloedige slagen, als in de Eerste Wereldoorlog – en dat twee eeuwen eerder.

Grote legers de norm

De tijd van de kleine legers was toen namelijk allang voorbij. Honderdduizend soldaten werd de norm. Oorlog voeren groeide in die tijd uit tot een gigantische logistieke operatie. Willem beschikte in 1694 over 150.000 geallieerde soldaten (Nederlanders, maar ook veel Engelsen) om de Republiek te beschermen. Wille gebruikte Engeland gewoon om de Republiek te kunnen beschermen. Nadat hij Namen had terugveroverd, waren de uitgeputte Fransen eindelijk bereid om vrede te tekenen. In Rijswijk.

Vier jaar later barstte de Spaanse Successieoorlog uit, met alweer de Geallieerden tegenover Frankrijk. Willem was inmiddels overleden en queen Anne wist dat de Engelsen niet dol waren op alweer vechten in de Nederlanden. Dus stuurde ze de hertog van Marlborough het Kanaal over. Werd het toch een beetje een Engelse eer om te winnen. De Staten accepteerden hem als opperbevelhebber en Nederlandse generaals leerden hem de kneepjes van het vak. Spoedig wisten de geallieerden de Fransen weer van onze grenzen te verdrijven. Daarna vochten Marlborough en zijn Nederlandse soldaten nog in Zuid-Duitsland. Daarna vochten we ook in Spanje, en dan was er de veldslag bij Oudenaerde en het beleg om Lille. Let wel: elke keer weer vielen er duizenden doden. Maar we hielden vol. In 1710 rukten de Nederlands/Britse legermacht Noord-Frankrijk binnen. Frankrijk was alweer moe gebeukt, maar ook het Engelse Parlement was de oorlog beu. De Staten Generaal ging mokkend akkoord met vredesonderhandeling. Dit keer in Utrecht.

Op adem

Daarna kreeg Europa vijfentwintig jaar de tijd om op adem te komen. Toen barstte er weer een bloedige oorlog los tussen Frankrijk en Oostenrijk. De Fransen kregen klop – en dachten daarna dat ze hun geschonden eer konden redden door nóg een keer de Republiek aan te vallen. Prompt verhieven de Staten een verdwaalde Oranje tot stadhouder, Willem IV. Die moest het land maar redden. Deze Willem bleek een ramp. De Fransen veroverden Bergen op Zoom, en slachtten de inwoners af. O, dat wist u niet? Kan kloppen, want net als die eerdere overwinningen staan ook de rampen nergens te lezen. Of nu toch wel, in Te vuur en te zwaard, van Olaf van Van Nimwegen.

Pruikentijd

Waarom vertel ik dit alles? Waren we niet verlost van de geschiedenis als opeenvolging van zinloze veldslagen der heersende klasse? Dat zal wel. Het is natuurlijk geen prettig verhaal. Maar door de militaire geschiedenis weg te moffelen is de huidige geschiedenisles een karikatuur geworden. We leren onze kinderen over pruikentijd, over theetje drinken langs de Vecht en over Eise Eisinga die op zolder aan het knutselen was. Maar in werkelijkheid was Europa toen in de greep van een enorme wapenwedloop; complete nationale economieën werd gemilitariseerd. En daarin speelde de Republiek een hoofdrol. Na het trauma van 1672 waren we gedurende driekwart eeuw een tot de tanden gewapende natie. In staat om Engeland te veroveren. In staat om de Fransen te verjagen. Met een staand leger van soms minder, maar regelmatig ook boven de 100.000 man. Dat komt overeen met een leger van een miljoen man anno nu. Nederlandse soldaten behoorden tot de beste, de meest ervaren soldaten van Europa. Het ligt allemaal in dat enorme zwarte gat.

De achttiende eeuw verdient beter. Onze voorouders vochten als leeuwen. Dat mogen kinderen best weten. Op dit moment is het enige echte militaire wapenfeit in de canon der geschiedenis…. Srebrenica. Dus haal van mijn part dat planetarium van Eise Eisinga er maar uit, en zet daar dan de verovering van de vesting Lille. Of een ander blinkend wapenfeit. Zo was die tijd nu eenmaal. “De val van Lille, meester!?” “Ja, kinders, de achttiende eeuw… toen dronk men geen koppie thee! Dat was de eeuw van de gigantische legers. En van vechtlustige Nederlanders! Die Lodewijk, dat was een soort Poetin….”

Olaf van Nimwegen, Te vuur en te zwaard. Uitgeverij Prometheus, 29,95 euro.