MH17: ‘Alles voor de clicks’ ondergraaft journalistiek

06-08-2014 11:56

Nederlanders zien zichzelf graag altijd als een nuchter volk van een landje dat zich niet snel laat opfokken. Normaal doen vinden we immers al gek genoeg. Toch kunnen we sinds kort aan het rijtje van Color Runs, de Toppers in Concert en wereldcup-gekte een nieuwe gekte bijschrijven: berichtgeving rond de MH17-ramp.

Groene raketsporen en groene grondverf

Sinds naar buiten kwam dat de lijnvlucht is geraakt door, volgens de Amerikanen aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, een raket uit een Russisch BUK-systeem, is iedere journalist met een internetaansluiting op zoek naar de ‘smoking gun’. Nederland was in een klap honderden vakgenoten rijker: defensiespecialisten, strategisch analisten, wapenkenners – ze kwamen als paddenstoelen uit de digitale grond geschoten. Zo twitterde Jeroen Akkermans (RTL Nieuws) foto’s met een ‘groen raketspoor’ zonder eerst uitgesloten te hebben dat het niet gaat om de (standaard) groenkleurige grondlaag van het vliegtuig (‘green jets’ is niet voor niets een term voor onaffe vliegtuigen). Noch is er gekeken naar duidelijke schraap- en krassporen die je toch mag verwachten na een raketinslag. Hele series van BUK-installaties (allen als ‘het bewijs’ voor inmenging van een beider partijen) kwamen voorbij zonder de vraag of alle “opgedoken foto’s” van BUK-installaties van dezelfde generatie zijn. Oekraïne en Rusland bezitten namelijk diverse generaties, hierdoor maakt maakt het nogal verschil of het gaat om oudere, niet-geleidende versies of meer modernere versies. ThePostOnline’s militair expert Michiel Mans wees mij hier onlangs op dat dit (na nauwkeurig te hebben gegrasduind door de tot nu toe verschenen foto’s) allerminst het geval is.

Gezond wantrouwen

Een journalist zijn taak is niet om dit allemaal te weten, maar om een feilloos gevoel te hebben voor welke vragen er nodig zijn. Het CTRL+C’en van aangeleverde informatie of Wikipedia-weetjes kunnen met de beste wil van de wereld nog niet gezien worden als kritische bevraging. Tegelijkertijd zouden juist journalisten, die de term ‘gezond wantrouwen’ toch uitgevonden hebben, zich er bewust van moeten zijn dat infowars onderhand een essentieel onderdeel is geworden van moderne oorlogsvoering en zij hiermee dus ook (niet zelden) onderdeel van wederzijdse strategieën zijn.

Toch laten deze voorbeelden een zorgelijkere ontwikkeling zien. Het is namelijk niet Moskou of Kiev waar wij als informatieconsumenten ons zorgen om moeten maken. Het zijn de ego’s van redacties die zo graag de eerste willen zijn met nieuws dat zij vergeten om feiten simpelweg te checken of een belletje te plegen met een expert. Een foto die wordt gepresenteerd als een bewijs ‘want groene sporen’, laat zien dat de elementaire journalistieke vraag ‘wat zien wij hier?’ is overgeslagen.

Gebrek zelfreinigend vermogen

Dit ‘alles voor de clicks’-effect door de eerste te willen zijn met de sappigste en meest sexy nieuwtjes wordt versterkt door het gebrek aan zelfreinigend vermogen op het internet. Aangezien op het internet nieuws al snel ‘oud’ is, verdwijnt deze net zo snel in de vergetelheid als zij verschijnt. Jezelf rectificeren wordt op zo een manier minder aantrekkelijk, en zelfs een beetje kneuzig omdat je er door de snelheid van het internet toch wel mee wegkomt. Gevolg: de lezers, die er van uit (mogen) gaan dat journalisten hun werk wel doen in plaats van gretig CTRL+C’en, nemen dergelijke non-berichten voor waar aan.

Hierdoor ontstaat een zichzelf versterkend discours waarin overactieve pro-Russische of pro-Oekraïense online activisten met enkele simpele Photoshop-handelingen valse informatie de wereld in kunnen slingeren. Deze zijn niet altijd per se in dienst van het Kremlin of Kiev: op internet zijn heel veel mensen met heel veel tijd. Heel veel tijd lijdt niet zelden tot een extreme verbetenheid over conflicten die (wonderbaarlijk genoeg met enige regelmaat zelfs) compleet buiten hun levenssfeer liggen. Dergelijke doorgedraaide internetactivisten (ook wel eens liefkozend ‘gekkies’ en ‘aluhoedjes’ genoemd) kunnen het de wereld in slingeren omdat de niet-checkende journalist in deze fungeert als een katapult. Hiermee laten journalisten zich gebruiken als platform voor een haast geprivatiseerde vorm van oorlogspropaganda.

Zeker wanneer het oude media betreft, die zichzelf toch vaak zien als het laatste bastion van journalistiek geweten, is het aan te raden om terug te gaan naar de basis. Of we gaan zo lekker door, tot we op een goede dag moeten toegeven dat de Nederlandse pers niet veel meer is dan de antipool van het door Rusland gefinancierde RT.com.