Column

Een werkstraf is een prima straf voor een doodrijder

25-11-2014 14:37

Hoe krijgen rechters het in hemelsnaam in hun hoofd om ‘een werkstrafje’ op te leggen na de dood van drie onschuldige mensen in het verkeer? Hoe onrechtvaardig kun je zijn? Rechtvaardiger dan u wellicht in eerste instantie zou denken. Ten eerste hebben we het hier over een verkeersongeluk. Een Poolse automobilist verliest de macht over het stuur en knalt een oma, opa en 2-jarig meisje uit het leven. De ophef in Nederland over de straf (120 uur werkstraf) is groot. Ten onrechte.

Opzet?

Bij verkeersongelukken spreek je zelden tot nooit over opzet. Juridisch niet en maatschappelijk niet. Geen enkele automobilist gaat van huis om even wat mensen dood te rijden. Geen opzet dus. Dan is het in de meeste gevallen einde oefening in het strafrecht. Behalve bij verkeersongelukken. Daar speelt namelijk niet opzet, maar schuld een grote rol. Als automobilist heb je weliswaar nooit de intentie om te doden, maar het kan door je gedrag wel het gevolg zijn. Dan ben je er wel degelijk verantwoordelijk voor, maar dan moet er wel meer zijn dan een simpele verkeersfout. Die kan iedereen namelijk maken.

De juridische verwijtbaarheid van automobilisten gaat steeds met een stapje omhoog. Van een eenvoudige onvoorzichtigheid (even niet opletten) via een grove verkeersfout tot roekeloosheid (met drank op in een drukke binnenstad hard door een rood stoplicht knallen).

Het klinkt een beetje gek, maar in strafzaken gaat het niet om wat er exact is voorgevallen, maar om wat er bewezen kan worden. Speculeren en gaten invullen is niet wenselijk. De waarheid moet op een rechtvaardige manier in kaart worden gebracht.

De feiten

De Pool die drie mensen doodreed heeft in de publieke opinie een slecht imago. Hier en daar valt de term roekeloos rijgedrag. Hij zou veel te hard hebben gereden en daarom een enorm risico hebben genomen op een bochtige weg.

Terug naar de feiten. Getuigen beweren dat de Pool te hard reed. Onderzoek van het NFI laat de snelheid echter in het midden. Het is goed mogelijk dat de man ongeveer 76 reed (de maximaal toegestane snelheid ter plaatse is 80), maar het zou ook 124 kunnen zijn geweest. Het valt simpel niet met zekerheid te zeggen.

Ergens moet objectief een anker worden gevonden

Na vierduizend strafzaken weet ik dat getuigen van alles zien en horen wat er niet is. Blauwe auto’s worden rood. Trage auto’s snel. De mens is er niet op gemaakt om pijnlijk exact te observeren. We vullen op basis van emotie van alles in. Verklaringen van getuigen dienen in het recht dan ook geobjectiveerd te worden. Ergens moet objectief een anker worden gevonden. Een schatting van erkende verkeersexperts kan een dergelijk anker zijn.

Terug naar de feiten. De Pool in kwestie is de controle over zijn auto verloren. Dat staat wel vast. Volgens politieonderzoek moet dat haast wel veroorzaakt zijn door een te hoge snelheid. Maar er zijn andere scenario’s denkbaar, zo stelt de rechtbank. Uit een rijproef bleek dat de auto technisch in staat was om de flauwe bocht met 130 te ronden. Dat kan twee dingen betekenen. Of de automobilist reed harder dan 130 (en dat blijkt niet uit de feiten) of er is een andere oorzaak voor de schuiver. En daar moet een rechter altijd rekening mee houden. De hoge snelheid moet immers wel de oorzaak zijn van het ongeluk, anders kun je schuld er niet aan koppelen.

Causaliteit

Ooit werd een beschonken bestuurder van een speedboot na een fataal ongeluk vrijgesproken. De boot voer tegen een boomstam die onder water verborgen lag. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ongeluk ook zonder alcohol niet te voorkomen was. De fout (met alcohol op een boot besturen) is niet causaal met het gevolg.

Op basis van die zakelijke en objectiveerbare informatie kunnen we juridisch (maar ook logisch) niet tot de conclusie komen dat de Pool roekeloos heeft gehandeld. Uiteindelijk is het zelfs nog maar zeer de vraag of louter te hard rijden kan leiden tot roekeloosheid. In dat geval zouden duizenden en duizenden Nederlanders iedere dag roekeloos rondrijden.

Juridisch heb je de automobilist dan nog maar weinig te verwijten. Voor de juridisch zware variant ‘dood door schuld’ (art 6 WvW) heb je namelijk aanmerkelijke schuld nodig. Die is er niet en dus blijft het veel lichtere artikel 5 van de Wegenverkeerswet over: het veroorzaken van gevaar op de weg. Dat artikel is een containerbegrip. Een 100% score bij ieder ongeluk. Het is bovendien geen misdrijf, maar een overtreding.

Rechtvaardigheid is een medaille met twee kanten

Dan de publieke opinie. Overal staat te lezen dat drie doden nooit zouden mogen leiden tot een werkstrafje. Juridisch is dat echter heel goed te verdedigen. Een straf moet namelijk altijd in lijn zijn met de mate van schuld. Met verwijtbaar gedrag en niet met de gevolgen. Als u als automobilist door een laaghangende zon verzuimt iemand voorrang te geven en die automobilist knalt op een brandstoftruck die op zijn beurt een kleuterschool raakt, dan kan het gevolg niet één op één u aan te rekenen zijn. Het gevolg van een dergelijke kleine fout was immers niet te voorzien.

Lage straffen voor ongelukken met ernstige gevolgen. Dat is gevoelsmatig maar moeilijk te verkroppen. Het wordt al makkelijker als we ons bedenken dat ook wij in dat beklaagdenbankje kunnen komen te zitten. Dan ineens zijn we maar wat blij dat rechtvaardigheid een medaille is met twee kanten.

Pas dan merken wij dat een lichte mate van schuld een lichte straf tot gevolg moet hebben.