Gelauff’s koffiemachinejournaal

23-12-2013 15:27

Journaal-hoofdredacteur Marcel Gelauff is ongetwijfeld een oppassende en hardwerkende burger, die ook gewoon maar zijn best doet om elke dag het beste Journaal te maken dat hij denkt te kunnen maken. Wat zeg ik? Een Journaal? Tegenwoordig heet een dapper mens als Gelauff ‘Hoofd NOS Nieuws’ en staat hij aan het hoofd van een vierentwintig-zeven doordraaiende nieuwsfabriek in het zogenaamde ‘hart van de samenleving’! Hij is de eindverantwoordelijke van tientallen Journaal-uitzendingen en, websites meegerekend, honderden items per dag. Nog even los van de kwaliteiten en de visie van Gelauff (daar komen we zo wel op), staat die immense taak al bijna garant voor een mentaliteit die eerder bij die van een koekjesfabrikant past dan bij die van een restaurateur, die zijn klanten elke dag de crème de la crème van het voor handen zijnde vakmanschap wil serveren.

Onnogate

Het enige dat Gelauff met de restaurateur gemeen heeft, is dat hij zijn publiek goed wil ‘bedienen’, zo liet hij vrijdag in de Volkskrant weten. Gelauff bedient ze echter niet met exquise gerechten, maar, zoals gezegd, met makkelijk te stansen koekjes. Suikerzoete koekjes, wel te verstaan. Koekjes die volgens een standaardnorm worden geproduceerd en zich, als het aan Gelauff ligt, qua samenstelling en bereidingswijze voortdurend aanpassen aan de laatste luimen van de smaakpanels. Gevolg? Als Onnogate het gesprek van de dag is, dan serveert Gelauff ons een volgens actuele onderzoeken op smaak gebracht koekje over Onnogate met als ultieme motivatie dat als zo’n onderwerp nu eenmaal rond zingt op de kantoorvloeren en de marktpleinen het Journaal het onmogelijk links kan laten liggen en er, als gezegd, wel een koekje omheen móet bakken. Met een dergelijke redeneertrant betoont Gelauff zich geen hoofdredacteur van het NOS-Journaal, maar een koekjesproducent wiens grootste nachtmerrie eruit bestaat dat zijn koekjes op een kwade dag niet meer aan de smaak van de massa voldoet.

Conclusie? We kijken niet naar een onafhankelijk NOS-Journaal dat eigen keuzes maakt, maar naar een commercieel schap met nieuwtjes dat echoot wat er dagelijks bij de koffiemachine besproken wordt.

Cynisch standpunt

Je kunt zeggen: zeur niet, dit zijn bekende feiten. De tijden dat de NOS, of welke nieuwsorganisatie ook, zich niets gelegen hoefde te laten liggen aan de smaak van het ‘miljoenenpubliek’ zijn allang voorbij. Laat ik me – in het belang van het uitdiepen van de discussie – nu eens bij dat realistische/cynische standpunt aansluiten en, samen met Gelauff, beweren dat je al snel ‘niet meer relevant’ bent als je Onnogate niet als opener zou gebruiken, maar als nummertje twee of nóg verderop in het Journaal uitserveert. Laat ik, zij het met diepe weerzin, nu eens meegaan in Gelauff’s riedel dat er geen keuze zou zijn en dat in ‘deze snellere en meer individualistische tijd dan vijftien jaar geleden’ elke nieuwsscheet, hoe onbenullig ook, een bepaalde markt- en attentiewaarde vertegenwoordigt, waar je als nieuwsorganisatie niet langer omheen kunt.

Dan luidt mijn vraag aan Marcel Gelauff: waarom zou er nog één belastingcent naar NOS Nieuws moeten gaan, als er bij diezelfde NOS, net als bij de commerciëlen, puur vanuit ‘de klant’ (‘het miljoenenpubliek’) geredeneerd journalistieke keuzes worden gemaakt? En er met ervaren correspondenten wordt gesold, enkel en alleen omdat ze de commerciële doelgroep ‘boodschappers tussen 20 en 49’ niet of minder zouden aanspreken? Moet kennis, kunde en ervaring niet altijd voorop staan, in plaats van een strak kinnetje of gezonde blos? En, meneer Gelauff, waarom zou ik mee moeten betalen aan een dagelijkse nieuwtjesregen, die ik ook via Nu.nl of de krantensites of anders via RTL bij elkaar kan harken? Eén van de redenen waarom datzelfde ‘miljoenenpubliek’ (dat Gelauff zegt te willen bedienen) nooit een vinger uitsteekt  naar de publieke omroep en de op Hilversum gerichte bezuinigingen wel best vindt, is dat bij diezelfde publieke omroep anno nu nagenoeg hetzelfde water uit de kraan komt als bij de commerciëlen. Natuurlijk zou je bij opheffing van de NPO bepaalde programma’s écht moeten gaan missen, maar veel zijn het er niet: het overgrote deel zou  probleemloos overgenomen kunnen worden door een commerciële sponsor.

Laat de marktaandelen even zitten

Helemaal potsierlijk wordt de situatie wanneer hooghartige en gearriveerde ex-politici vanuit het buitenland (Rick van der Ploeg, Arend-Jan de Geus, Hans Hoogervorst) via diezelfde publieke omroep gaan afgeven op de traagheid van het politieke bestel en de eeuwige, daar komt-ie, ‘naar binnen gerichte cultuur’ die het Nederland van de afgelopen tien á vijftien jaar zou kenmerken. Ik zou Rick, Arend-Jan en Hans willen adviseren niet een land verrot te schelden op grond van vage onderbuikgevoelens, maar de cameraman die op onze kosten naar hen toe reisde eens met een dringende boodschap naar huis te sturen, namelijk: ‘Zeg tegen je baas  dat de marktaandelen er één keer niet toe doen. En besteed, als financieel vrijgespeelde omroep, nou eens meer aandacht aan de onderwerpen die journalistiek het meest uitdagend zijn. Moet je eens opletten hoe snel we als land dan weer vooruit komen en de vensters naar de buitenwereld open gaan.’ Maar dát doen de prominente heren natuurlijk niet: bang voor het provinciaalse Hilversum en verliefd op hun wijsheden en hun eigen beeltenis als ze zijn.

Het leidt al met al tot de bizarre situatie dat niet-hyperige journalistiek als DeCorrespondent en De Groene Amsterdammer – maar ook de traditionele pers als VN, Volkskrant, NRC en Elsevier – jaar in jaar uit de eigen broek moet ophouden, terwijl de inwisselbare nieuwslava van Gelauff c.s. van A tot Z door de overheid gefinancierd over ons heen wordt gestort.

Het epicentrum van de kleingeestigheid is nog steeds stevig in handen van Hilversum.

Hans van Willigenburg schrijft ruim twintig jaar over media en werd in een grijs verleden uitgenodigd op het Mediapark, omdat hij, zo was de toenmalige NPO-leiding opgevallen, ‘niet goed geïnformeerd’ was over de zegeningen van de publieke omroep. Van het gesprek herinnert hij zich alleen nog het uitzicht op de betonnen muur van een parkeergarage.